Een prachtig inspirerend verhaal: John Hunter on the World Peace Game. Een gewone docent op een gewone school, die elk jaar met zijn klas the world peace game speelt. Mr Hunter is zeer bescheiden en zegt zijn werk te doen op de schouders van alle docenten die hem ooit onderwijs gaven. Maar wat hij met het spel bereikt is in mijn ogen niet een bescheiden resultaat.
In 1978 begon hij met een eerste versie van het spel met een landkaart op een houten plaat. Het spelbord is inmiddels uitgegroeid tot een plexiglas wereld van vier lagen: de ruimte met satellieten, de admosfeer met vliegtuigen en wolken, de laag met land en zee en een onderzee-niveau. Het spel wordt gespeeld – in wat wij groep 6 zouden noemen – met vier groepen, die elk hun eigen land hebben. Elk land heeft zijn eigen premier en ministerie. Regelmatig is er een crisis (natuurrampen, problemen met recht op water, etc), die weer andere problemen oproept. Om het spel te winnen, moeten er 50 problemen opgelost worden en moet elk land rijker zijn.
De kinderen bepalen het spel, Mr Hunter is slechts de facilitator. Hij weet het niet, de kinderen moeten zelf de antwoorden op hun vragen ontdekken. In het begin van het jaar zijn leerlingen vooral met de korte termijn bezig, maar al snel leren ze verantwoordelijkheid te nemen voor de lange termijn.
De kinderen ervaren, ze ontdekken wat ‘het goede’ is.
Dit is niet te ontwerpen of te plannen, zegt Hunter. En toch beleeft hij elk jaar opnieuw prachtige overwinningen: broeikaseffect wordt regelmatig binnen een week opgelost, kinderen praten over de zinloosheid van oorlog en filosoferen over de vraag of je met een kleine oorlog een grote mag voorkomen.
Het resultaat is niet te voorspellen, maar ik proef hier wel een enorme uitdaging!