Ik? Creatief?
Veel mensen kennen een onbehaaglijk gevoel als iets creatiefs gevraagd wordt en hebben de neiging om zich terug te trekken. Het voelt oncomfortabel. Het commentaar: “Ik ben gewoon geen creatief type”. Maar dat beeld klopt niet. Creativiteit is niet beperkt tot goed kunnen tekenen of knutselen. Creativiteit zegt iets over de manier waarop iemand kijkt, denkt, doet, het vermogen om iets nieuws te scheppen, het zien van oplossingen.
Ruimte voor creativiteit
Creativiteit kun je stimuleren. Bijvoorbeeld door tekenen en knutselen, maar ook door inspiratie op te doen, uitdaging te zoeken, te experimenteren. Kunsteducatie kan daar een zinvolle bijdrage aan leveren. Mark Mieras, wetenschapsjournalist, legt in Kunsteducatie: broodnodig voor het kinderbrein heel mooi uit, waarom creativiteit zo van belang is. “Terwijl leerlingen aan het tekenen zijn, leren ze ook kijken. (…) Kunst stimuleert kinderen om creatieve capaciteiten te ontwikkelen.”
Mieras vertelt dat creativiteit gemeten kan worden met de Torrance Tests of Creative Thinking. In Amerika meten ze al jaren de creativiteit van kinderen met deze test. Daaruit blijkt dat de creativiteit steeds lager wordt. Er is minder ruimte om te experimenteren, te leren vertrouwen op inventiviteit, te spelen in je hoofd, los te laten. En dat is essentieel voor de leerlingen van nu. Zij moeten flexibel in het leven staan; ze zullen bijvoorbeeld werk gaan doen dat nu nog niet bestaat…
Het onbehaaglijke gevoel rondom creativiteit wordt ook gevoed door angst voor het oordeel over de prestatie. En deze angst wordt helaas vaak op school ontwikkeld en gevoed. Misschien voor een deel, omdat uitingen van leerlingen niet aansluiten bij het oorspronkelijke idee van de leerkracht. Of bij dat van de medeleerlingen.
Dat pleit voor ruimte geven om te experimenten, maar ook voor het open te staan voor creatieve oplossingen. Nieuwsgierig vragen naar wat de leerling bedoelt of wil uitdrukken.
En open uitdaging – er zijn vele wegen die naar Rome leiden.